Presenteren

Mondelinge presentatie

Bij een presentatie moet je goed op de volgende zaken letten.

1. Voor het maken van de opdracht krijg je een of meer uren. Plan je tijd: weet goed wanneer je klaar wilt zijn met informatie zoeken en de opdracht wilt afronden.
2. Gebruik informatiebronnen die je goed begrijpt, anders merk je in je presentatie dat je niet helemaal zeker weet of je zelf alles begrijpt. Vertel in je presentatie welke informatiebronnen je hebt gebruikt (internet, boeken, personen).
3. Leg begrippen uit als ze nieuw zijn voor je publiek.
4. Houd er rekening mee, dat wat je vertelt nieuw is voor je publiek, gebruik dus een duidelijke opbouw: inleiding, middenstuk (kern, wat je wilt vertellen), afsluiting. Ga niet meteen vertellen wat je wilt vertellen. Stop niet abrupt.
5. Bedenk voordat je je presentatie gaat voorbereiden goed wat het belangrijkste is dat je wilt vertellen. Wat is de belangrijkste gedachte, de kern ofwel hoofdgedachte?
6. Zorg dat je een aantal nieuwe feiten vertelt, het is niet interessant als je voor de hand liggende zaken vertelt die iedereen al weet.
7. Praat geen boekentaal, vertel de dingen zoals jij ze zou vertellen (met woorden die je dagelijks gebruikt).
8. Zorg dat afbeeldingen scherp en groot genoeg zijn, zodat iedereen ze goed kan zien. Gebruik afbeeldingen die passen bij wat je vertelt en je verhaal ondersteunen.
9. Zorg dat je je beperkt, maar wees ook niet te kort van stof. Houd je aan de opgegeven tijd, beperk je anders tot tien minuten.
10. Maak bij het vertellen gebruik van een lijstje trefwoorden (spiekbriefje voor als het nodig is).
11. Let op dat je een actieve houding hebt, dat wil zeggen rechtop, armen langs het lichaam.
12. Zorg dat je duidelijk praat, praat niet monotoon.
13. Praat niet te snel, denk aan adempauzes, en laat even een stilte vallen als je iets belangrijks hebt gezegd (je publiek moet tijd krigen om nieuwe informatie goed te begrijpen).
14. Geef je publiek de kans om na afloop vragen te stellen (als dat niet is afgesproken, is het goed om voor je presentatie te vertellen dat je vragen graag NA de presentatie wilt beantwoorden).
15. Als je samen presenteert, moet je van te voren een duidelijke rolverdeling afspreken (zorg dat je ook evenveel doet), bedenk wat je doet als de ander aan het woord is en jij even ‘niets’ hoeft te doen (het publiek ziet ook jou).

Presentatie met Powerpoint, Prezi e.d.

Voor een op de computer ontworpen presentatie zijn daarnaast nog een paar zaken erg belangrijk.

1. Kies voor hetzelfde lettertype voor de hele presentatie.
2. Gebruik niet teveel verschillende lettergroottes en letterkleuren.
3. Gebruik liefst dezelfde achtergrond. Bedenk goed waarom je het doet als je verschillende achtergronden gebruikt.
4. Denk goed na over de rust (of onrust) die bepaalde kleuren aan letters of achtergronden geven.
5. Denk ook goed na over het gebruik van geluiden en effecten bij het wisselen van dia’s. Het kan de aandacht afleiden van jou en je verhaal.
6. De tekst op dia’s is een samenvatting van wat je vertelt. Zet dia’s niet vol met tekst.
7. Geef je publiek een handout als het prettig of nodig is dat ze het later nog eens nalezen. Je kunt de presentatie ook online beschikbaar stellen. Geef de handout na afloop van je verhaal als je wilt dat iedereen aandachtig luistert. Geef de handout voor je presentatie begint, als je je publiek de kans wilt geven om aantekeningen op de handout te maken. 

Poster

Bij een posterpresentatie moet je goed op de volgende zaken letten.

1. Voor het maken van de opdracht krijg je een of meer uren. Plan je tijd: weet goed wanneer je klaar wilt zijn met informatie zoeken en de opdracht wilt afronden.
2. Gebruik informatiebronnen die je goed begrijpt, anders merk je op de poster dat je niet helemaal zeker weet of je zelf alles begrijpt. Vertel op de poster welke informatiebronnen je hebt gebruikt (internet, boeken, personen).
3. Leg begrippen uit als ze nieuw zijn voor je.
4. Gebruik een duidelijke opbouw: inleiding, middenstuk (kern, wat je wilt vertellen), afsluiting.
5. Ga niet meteen vertellen wat je wilt vertellen. Stop niet abrupt.
6. Bedenk voordat je de poster gaat maken goed wat het belangrijkste is dat je wilt vertellen. Wat is de belangrijkste gedachte, de kern ofwel hoofdgedachte?
7. Zorg dat je een aantal nieuwe feiten vertelt, het is niet interessant als je voor de hand liggende zaken vertelt die iedereen al weet.
8. Praat geen boekentaal, vertel de dingen zoals jij ze zou vertellen (met woorden die je dagelijks gebruikt).
9. Kijk goed naar de spelling van woorden, het hoort ook bij de opdracht om daarin zo min mogelijk fouten te maken.
10. Zorg dat afbeeldingen scherp genoeg zijn. Gebruik afbeeldingen die passen bij wat je vertelt op de poster en je verhaal ondersteunen. Gebruik eventueel onderschriften bij afbeeldingen.
11. Maak duidelijke afspraken over wie wat doet (zorg ook dat je evenveel doet), zodat nooit iemand even geen taak heeft. Schrijf afspraken op als het er veel zijn.
12. Bedenk voordat je begint hoe je tekst en afbeeldingen over de bladzijde verdeelt. Zorg vooral dat het een duidelijke poster is, dat is belangrijker dan dat jij het zelf mooi vindt zoals het op de poster staat.
13. Gebruik kleur en lettergrootte vooral voor een prettig uiterlijk van de poster en voor het laten opvallen van de belangrijkste informatie.