Klas 1

In klas 1 werken we met de volgende onderwerpen en opdrachten.


(3u) Om je heen
Kernbegrippen: geloof, godsdienst, levensbeschouwing kerk, moskee, synagoge, tempel, dominee, priester, imam, rabbijn, pandit, bidden, offeren
Hoofdgedachte: Geloven doe je niet alleen. Je vormt met andere gelovigen een groep. Je komt samen in een godsdienstig gebouw. Op de een of andere manier maak je daar contact met God. Bidden, het lezen van heilige teksten en offeren zijn manieren om met God in contact te komen.
De leerlingen kunnen vertellen wat de begrippen geloof, godsdienst en levensbeschouwing betekenen.
De leerlingen kunnen vertellen waaraan je heilige gebouwen kunt herkennen.
De leerlingen kunnen vertellen welke voorwerpen in de heilige gebouwen staan.
De leerlingen kunnen vertellen wat geestelijken doen.
De leerlingen kunnen vertellen hoe bidden, heilige teksten en offers mensen in contact brengen met God.
Maak zelf of verzamel op internet foto’s die te maken hebben met geloof, godsdienst en levensbeschouwing. Presenteer je foto’s kort aan de klas.
Zoek een afbeelding van de buitenkant en de binnenkant van de heilige gebouwen van de wereldgodsdiensten. Maak een legenda bij de afbeeldingen waarin je uitleg geeft over kenmerken en voorwerpen van deze gebouwen.

(2u) Feest
Kernbegrippen: Suikerfeest en Offerfeest, Pesach en Loofhuttenfeest, Kerstfeest en Pasen, Holi en Divali, Boeddhistisch Nieuwjaar en Boeddhadag, herdenken, vieren,
Hoofdgedachte: Alle godsdiensten hebben feesten. Bij feesten worden vaak gebeurtenissen uit het verleden herdacht. Die gebeurtenissen hebben een bepaalde betekenis voor mensen nu en in de toekomst.
De leerlingen kunnen belangrijke feesten van de wereldgodsdiensten noemen.
De leerlingen kunnen vertellen welke verhalen horen bij de belangrijkste feestdagen.
Maak een kalender voor de wereldgodsdiensten.

(4u) Bijbel
Kernbegrippen: taal van de bijbel, soorten teksten in de bijbel, Woord van God, Heilige Schrift, oude en nieuwe testament, het volk van God, het beloofde land, Messias, evangelie, tien geboden
Hoofdgedachte: In de bijbel staan heel veel verschillende soorten teksten. Ze zijn van veel  verschillende schrijvers. Allemaal leggen ze uit dat God met mensen meeleeft. In de boeken van het oude testament staat de belofte van een wereld die weer heel is. In het nieuwe testament noemt Jezus dat het Koninkrijk van God.
De leerlingen kunnen in enkele zinnen de verhalen navertellen over: schepping, zondvloed, de roeping van Abraham, de uittocht uit Egypte, David en Goliath, Elia en de priesters van Baäl, Jesaja en de belofte van een Messias, geboorte van Jezus, kruisiging, opstanding, hemelvaart en Pinksteren.
Je krijgt de titel van een beroemd Bijbelverhaal. Maak een hoorspel van enkele minuten over het Bijbelverhaal.
Maak een poster over de Bijbelverhalen van jou en je klasgenoten.
Maak een agendabladzijde en schrijf en teken bij elke dag wat er tijdens de schepping gebeurde op die dag.
Stel met elkaar regels op om een klas goed te regelen. Vat de regels samen in tien woorden.
Schrijf de tien geboden op en schrijf jouw regels (de tien woorden) achter het juiste gebod.
Maak een mindmap over Mozes. Zet in de mindmap: het levensverhaal van Mozes, een afbeelding (symbool) voor elk van de tien geboden en de geschiedenis van hoe het volk in Egypte terechtkwam.

 
(1u) Hemel
Kernbegrippen: paradijs, de hof van Eden, Adam en Eva, zonde, Genesis, verlossing
Hoofdgedachte: Godsdiensten stellen de hemel voor als de wereld zoals ze moet zijn. Bij jodendom, christendom en islam is de hemel een plaats waar je als persoon voortleeft. Bij hindoeïsme en boeddhisme is ‘de hemel’ verlossing.
De leerlingen kunnen vertellen in enkele trefwoorden vertellen hoe mensen zich de hemel voorstellen.
De leerlingen kunnen het verschil in denken over de hemel bij de godsdiensten uitleggen.
Maak een poster met uitleg over de hemel bij verschillende godsdiensten en levensbeschouwingen.

(3u) Eet smakelijk
Kernbegrippen: Pesachmaaltijd, ahimsa, kosjer eten, halal en haram, vasten
Hoofdgedachte: Voedsel heeft te maken met de schepping. Gelovigen vieren met maaltijden hun dankbaarheid tegenover God voor hun bestaan en de zorg van God. Bewust omgaan met voedsel hoort bij godsdiensten. Vasten vergroot je aandacht voor God en medemensen.
De leerlingen kunnen vertellen wat de godsdienstige betekenis is van vasten bij Grote Verzoendag, veertigdagentijd en ramadan.
De leerlingen kunnen de betekenis uitleggen van het eten op de seiderschotel.
De leerlingen kunnen uitleggen wat het belang is van ahimsa (vegetarisme), kosjer eten, halal en haram.
Maak een menukaart of teken een gedekte tafel voor een Pesachmaal en het Suikerfeest.
Maak een lijst van regels over vasten en eten bij de wereldgodsdiensten. Leg uit waarom deze regels bestaan.

(3u) Op reis
Kernbegrippen: graf van Jezus, opstanding, Ka’aba, openbaringen, heilige rivier, verlichting, paus, heilig
Hoofdgedachte: Openbaringen van God maken plaatsen heilig. God is daar aanwezig op de een of andere manier.
De leerlingen kunnen vertellen waarom Jeruzalem, Bodh Gaya, Mekka, Rome en Benares heilige plaatsen zijn.
Maak met behulp van Google Earth een virtuele reis naar de heilige plaatsen. Maak een reisdagboek over de betekenis van deze steden voor de wereldgodsdiensten.
Presenteer het reisdagboek aan de klas.

(2u) Kleding
Kernbegrippen: monnikskleed, joodse gebedsmantel, hoofddoek, sluier, keppeltje, hoed, rok
Hoofdgedachte: Kleding kan een godsdienstige betekenis hebben. De hoofddoek is teken dat je moslim bent. Joden dragen een keppel om te laten zien dat God boven hen is. Bij het gebed dragen ze een gebedskleed. Moslims dragen op bedevaart een speciaal gewaad. In een aantal kerken dragen vrouwen een hoed uit eerbied voor God.
De leerlingen kunnen vertellen wat de godsdienstige betekenis is van: bedevaartskleed, joodse gebedsmantel, hoofddoek, sluier, keppeltje, rok.
Maak een mindmap over de godsdienstige betekenis die kleding kan hebben.

(4u) Nieuw leven
Kernbegrippen: schepping, besnijdenis, doop
Hoofdgedachte: Mensen danken het leven aan God. Mensen danken God daarom bij de geboorte van een kind. Ze vragen ook Gods hulp bij de opvoeding. Elke godsdienst heeft eigen gebruiken bij een nieuw leven.
Maak voor elke godsdienst een geboortekaartje. Laat op elk geboortekaartje zien hoe ze het nieuwe leven gaan vieren. Zoek op internet naar voorbeelden van geboortekaartjes van godsdiensten.

(2u) Advent en Kerst
Kernbegrippen: Messias/Verlosser, wijzen, herders, engelen, Herodes, Augustus, Jozef, Maria, vlucht naar Egypte
Hoofdgedachte: Advent is de tijd van voorbereiding op Kerst. Aan het einde van elke adventsweek wordt een extra kaars in de kerk aangestoken. Kerst is het vieren van Jezus als licht in de wereld.
De leerlingen kunnen het verhaal van de geboorte van Jezus in eigen woorden vertellen.
Maak een adventskalender. Maak voor elke dag van de adventstijd een vakje op de kalender. Schrijf in elk vakje een gebeurtenis uit het kerstverhaal.

(2u) Gelukkig nieuwjaar
Kernbegrippen: Joods Nieuwjaar, Grote verzoendag, Boeddhistisch Nieuwjaar, Chinees nieuwjaar, eigen jaartelling bij de wereldgodsdiensten
Hoofdgedachte: Bij de nieuwjaarsviering van godsdiensten speelt verzoening een grote rol. Mensen moeten ruzies bijleggen en zorgen dat niets een goed nieuwjaar in de weg staat. Ieder jaar is een nieuw begin. Godsdiensten herdenken op die manier dat mensen in hun leven steeds moeten proberen. De godsdiensten hebben allemaal een eigen jaartelling, die begint bij een belangrijke gebeurtenis.
Je hebt een feestkalender gemaakt. Voeg aan je kalender de nieuwjaarsfeesten van de godsdiensten toe.
Zoek uit welke godsdiensten een eigen jaartelling hebben. Schrijf op bij welke gebeurtenis hun jaartelling begint en welk jaar het nu voor hen is.

(2u) Pasen
Kernbegrippen: kruisiging, opstanding,
Hoofdgedachte: De dood van Jezus aan het kruis was nodig vanwege de zonde van de mensen. In het begin na de schepping begonnen mensen te zondigen. Het christendom leert dat Jezus de zonde van mensen bij God heeft goedgemaakt. De opstanding van Jezus laat zien dat mensen eeuwig leven.
Maak een woordweb over Pasen.
Ga op zoek naar wat Pasen voor mensen om je heen betekent. Maak met de antwoorden een bijdrage voor de paasviering.

(4u) Eigen leervraag 1
Kernbegrippen: geloof, godsdienst, levensbeschouwing
De leerlingen kunnen vragen die ze zich stellen formuleren tot een onderzoeksvraag.
De leerlingen kunnen geschikte informatiebronnen vinden en de vraag beantwoorden.
Bedenk een vraag over een onderwerp dat te maken heeft met godsdienst/levensbeschouwing en je erg interesseert. Stel jezelf daarvoor de vragen: wat wil ik weten, hoe kom ik het te weten, hoe laat ik zien wat ik weet?
Presenteer je onderzoek aan de klas.

Urentotaal: 30u